Charles Donker

RKD STUDIES

De verspreiding van de prenten van Charles Donker en zijn werk in openbaar bezit

Charles Donker behoort tot de weinige hedendaagse grafici die vanaf circa 1970 een groot deel van zijn leven van de verkoop van zijn werk heeft kunnen leven en wiens werk vooral in Nederland onder liefhebbers breed is verspreid. Een belangrijk deel van de verkoop van zijn prenten vond plaats door middel van verkooptentoonstellingen van zijn recente werk in galeries, soms in de vorm van groepstentoonstellingen, veelvuldig in combinatie met het werk van verschillende andere kunstenaars (vaak Peter Vos) en een enkele maal van zijn werk alleen. De lijst van tentoonstellingen laat zien dat zijn werk tot 2000, meestal op enkele tentoonstellingen per jaar getoond werd en daar te koop was. Vanaf 2000 neemt het aantal verkoopexposities af, en vinden zelfs jaren geen verkoopexposities plaats.

In de productie van de kunstenaar is, sinds de jaren zeventig, een tentoonstelling van zijn recente werk vrijwel steeds de directe aanleiding geweest om prenten te voltooien, meerdere afdrukken te maken en de omvang van de oplage van nieuwe prenten vast te stellen. De oplage van zijn prenten ligt meestal tussen 10 tot 50 afdrukken. Met uitzondering van zijn litho’s uit de jaren zestig maakt de kunstenaar slechts in het geval van opdrachten, afdrukken van de volledige oplage; afhankelijk van het verloop van de verkoop maakt hij nieuwe afdrukken, signeert en nummert hij de afdrukken.

Het Grafisch gezelschap De Luis
De tentoonstellingen van De Luis vanaf 1962 zijn de vroegste waaraan Donker deelneemt en waarvan lijsten met titels en prijzen bewaard zijn gebleven, waarbij zijn vroegste etsen (zie catalogus CD 60) in een oplage van 15 exemplaren verschijnen en voor prijzen tussen 15 en 30 gulden worden aangeboden. Op de latere Luis-tentoonstellingen liggen de prijzen, in 1967 tussen de 65 (voor litho’s) en 80 gulden, in 1968 tussen 75 en 110 en in 1973 tussen 100 en 150 gulden.1 Daarnaast verspreidt De Luis prenten van zijn leden door jaarlijkse zendingen van prenten aan donateurs en verzamelaars. Aan de zendingen tussen 1962 en 1971 neemt Charles Donker deel met vier litho’s, een ets-aquatint en vijf kleine etsen.2 Aan de latere grafiekzendingen, de laatste daarvan wordt in 1979 aan donateurs verstuurd, draagt Charles Donker geen bladen bij. Wel blijft hij tot in 1976 (in Eindhoven) deelnemen aan de tentoonstellingen van het gezelschap. De eerste Luis-tentoonstellingen vinden plaats in Amsterdam bij Galerie Tor (t/m 1971), in 1973 en 1974 bij Galerie Petit, in Utrecht onder meer bij Galerie De Reiger (en de zomer van 1969 op het Musement), terwijl de enige buitenlandse presentatie als de Circle de Gravure le Pou in het Instituut Neérlandais in Parijs plaatsvindt in het voorjaar van 1973.3

Omslag afbeelding
Charles Donker
Sprinkhaan, ca. 1966
Amsterdam, Rijksprentenkabinet, inv./cat.nr. RP-P- 2003-664
CD 67-5

De Haagse Etsclub
Terwijl het Grafisch gezelschap De Luis in de zestiger en zeventiger jaren naast verkooptentoonstellingen van Utrechtse grafici ook met een jaarlijkse zending van prenten van de participerende kunstenaars hun werk onder liefhebbers verspreidde, deed de Haagse Etsclub, dat op een hoger niveau tussen 1984 en 2004 door geregelde uitgaven van mappen met etsen binnen één thema van een gevarieerde groep, meest Haagse, grafici.4
Daarbij speelden de oudere graficus Dirk van Gelder (1907-1990) en diens leerling Simon Koene (geb. 1946) een hoofdrol. De laatste voerde al de regie bij de uitgave van het prachtige Schelpenboekje in 1972. In deze in zwart gebonden: 13,5 x 9 cm, reeks van 24 etsen, met de titel Schelpen: 20 met schelpen van tien verschillende grafici, de meeste in Den Haag werkzaam, maar ook Charles Donker (CD 71-3 en 4), waarvan ieder twee bijdroeg.5 Aanzienlijk groter van formaat was in 1976 de map met 25 prenten met de titel Onkruid van vier van degenen die bijdroegen aan het Schelpenboekje in 1972: Simon Koene, Dirk van Gelder, Willem Minderman, Fred Couprie en als nieuwkomer Han van Hagen. Uiteindelijk werd pas in november 1984, met als leden de genoemde kunstenaars, de Haagse Etsclub opgericht, tegelijk met de publicatie van de Map Buiten, met prenten van dezelfde kunstenaars.6 Daarna verschenen tussen 1987 en 2004 zeven mappen/cassette’s met prenten uitgegeven, waarvan Charles Donker aan vier albums van Haagse Etsclub recente prenten van zijn hand bijdroeg: aan de tweede map Het Dier in 1989 (CD 88-28 en 30), aan de vijfde map Sprookjesachtig in 1994 (CD 92-20 en CD 94-8), aan de zesde map Ontdekking van de wereld in 1995 (CD 96-1) en aan de zevende en laatste map Tuinen (CD 02-19 en CD 04-4). Van de prenten voor de Haagse Etsclub drukten de kunstenaars zelf, op het afgesproken papier en formaat, een oplage van 75 exemplaren. Daarbij bestond de oplage van verschillende mappen meestal uit 60 of 65 expl.; de rest van de oplage kon door de maker verkocht worden.7 In tegenstelling tot het Schelpenboekje, waarvan alleen exemplaren onder de kunstenaars werden verspreid, werden de mappen van Haagse Etsclub verkocht, waarbij de opbrengst ten goede kwam van de betreffende deelnemers. Met uitzondering van laatste map Tuinen, waarbij het bij alle bladen om zwart/wit prenten gaat, zijn de prenten van andere deelnemende kunstenaars vaak experimenteler en kleuriger, dan die van Donker die behoort tot de meer traditionele kunstenaars. Dat is duidelijk binnen de map Ontdekking van de wereld uit 1995, waarvan alle, in stijl en coloriet verschillende prenten, ieder 10 x 10 cm, waarbij die van Charles ontroerend simpel is. Weliswaar sloten Donkers prenten aan bij thema’s als (dode) dieren, bomen en tuinen, die in mappen centraal stonden, maar zijn tegelijk karakteristiek voor het werk van Donker in de betreffende tijd.

Speciale edities van prenten
Zowel de prenten die behoorden tot de zendingen van De Luis als die deel uitmaken van de uitgaven van de Haagse Etsclub hadden een hogere oplage en een andere doelgroep, die geldt ook voor de prenten van Donker die toegevoegd aan de luxe edities van de boekuitgaven als het Dagboek Rhijnauwen uit 1977 (CD 75-9), de boeken over Donker uit 2002 (De Jongh &Schatborn: CD 88-24, CD 00-3, Paaltjes bij Groenkan) en uit 2020 (De Heer e.a.: CD 18-17/18): in deze werd een keuze gemaakt uit zijn recente prenten.8 Tot de vroegste speciale uitgaven van etsen behoren twee latere staten met data van al bestaande prenten van Donker, in opdracht van Adeline M. Janssens, resp. als conservator van een Utrechts museum in 1976 (CD 73-4) en in 1983 als directeur (CD 80-15) aan vrienden en relaties gaf. Echte opdrachten voor het maken van speciale prenten om te geven aan relaties zijn zeldzaam. De vroegste is uit 1996 van de Utrechtse Galerie Jan Juffermans in 1996 (CD 96-3), van de Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad (CD 97-17) en meest prestigieus is de opdracht van het Utrechtse Fentener van Vlissingen Fonds, vanwege de 100 jarig SHV (CD 10-13) die in een oplaag van 150 expl. verschijnt. Voor de franse Société des Peintres-graveurs maakte hij in 2016 een ets van twee schelpen, waarvan 75 onder de leden verspreid werden.9

Galeries
Vanaf 1965 vinden tentoonstellingen van zijn werk vaak in combinatie met een jonge Utrechtse collega plaats: Toon Jansen, Gerard van Rooij, Peter Vos e.a., en nogal eens in dezelfde galerie in Nederland (De Reiger, Petit etc.), die ook het werk van De Luis tonen. In september 1970 maakt Donker zijn debuut bij Galerie Petit, en samen met Peter Vos bij Galerie Balans (gedreven door Debbie Wolf, later Deborah Campert) in december 1971 en januari 1972; bij beide galeries met prijzen voor zijn etsen tussen 75 en 150 gulden. Veel aandacht in de pers krijgt de tentoonstelling samen met Peter Vos bij Galerie Willy Schoots in Eindhoven in mei 1972, waar een ruime keuze van zijn prenten wordt getoond. De verkoop van zijn prenten verloopt in deze jaren zo goed dat de kunstenaar in 1973 de BKR-contraprestatieregeling kan verlaten.

Door de tentoonstelling van zijn werk in het Centraal Museum in 1976 en de publicatie van het Dagboek Rhijnauwen in 1977 krijgt hij als graficus een landelijke bekendheid en verkoopt zijn werk goed. Waar de oplagen van zijn vroege prenten zelden hoger dan 20 exemplaren liggen, worden deze nu meestal op 50 exemplaren vastgesteld. In de late jaren zeventig gaat hij ook op de grotere formaten over, en komen de verkoopprijzen van zijn prenten te liggen tussen de 250 en 300 gulden. In de jaren zeventig blijven Willy Schoots in Eindhoven en in Amsterdam Galerie Balans met Galerie Petit zijn werk geregeld tonen. Vanaf 1980 is Galerie Petit in Amsterdam, met Dobs en Ton van Dijk, zíjn galerie. Daar vindt ook zijn succesvolste tentoonstelling - wederom in combinatie met Peter Vos - in het voorjaar van 1982 plaats, waar wellicht dankzij een inspirerend interview van Betty van Garrel in het Cultureel Supplement, honderden afdrukken (voor prijzen rond de 300 gulden per stuk) worden verkocht. Galerie Petit zorgt er niet alleen voor dat zijn werk in galeries op andere plaatsen in Nederland (zoals in Ede, Amersfoort, Leeuwarden, Haarlem, Kampen, Rotterdam) wordt getoond, maar ook steeds deel uitmaakt van de succesvolle tweejaarlijkse GRAFIEK NU-tentoonstellingen, die Petit met Clement tussen 1984 en 2002, meestal in het Singer Museum in Laren, organiseert.10

Tussen 1987 en 1998 wordt het recente werk van Donker, ook zijn tekeningen in Chinese inkt en aquarellen, bijna steeds in combinatie met werk van Peter Vos in Utrecht gepresenteerd door Galerie Jas in Utrecht, die uiteindelijk in 2002 zijn deuren sluit. De prijzen voor zijn prenten liggen in die jaren iets boven de 500 gulden; bij Petit rond de 375 gulden.

Na 2000 neemt de frequentie van tentoonstellingen van zijn werk af; alleen Galerie Petit in Amsterdam toont zijn recente werk regelmatig, in 2003, 2006, 2009 en 2012. Daarbij zijn worden de oplagen van prenten na 2000 kleiner geworden; de prijzen ervan, nu in euro’s variëren van 250 tot 350 euro’s; in Parijs, waar hij vanaf 2013 in Galerie Documents 15 exposeert liggen de prijzen hoger.

Charles Donker
Twee eiken in mei
Amsterdam, Rijksprentenkabinet, inv./cat.nr. RP-P-2003-714
CD 75-2 III(3)

Verzamelaars
De eerste kopers van Donker-prenten behoren tot de kring van De Luis. Veel van de latere verzamelaars van Charles Donker-prenten behoren tot de kring van Utrechtse kunsthistorici als de hoogleraren Eddy de Jongh en Peter Hecht, die beiden betrekkelijke grote verzamelingen van Donker-prenten bijeenbrengen; verschillende van hun studenten, vrienden en collega’s hebben hun enthousiasme gevolgd. De tentoonstelling in 2002 in het Rembrandthuis heeft bij haar bruiklenen vooral daaruit geput en merkwaardigerwijs veel minder uit openbare verzamelingen als die van het Centraal Museum of uit de grootste privé-collectie op dat moment, die van Joop Nieuwstraten, die kort daarna in 2003 door het Rijksmuseum wordt verworven.


Openbare verzamelingen van prenten van Charles Donker

Het Centraal Museum in Utrecht, de woonplaats van de kunstenaar, is het eerste museum dat vanaf de jaren zestig prenten van de kunstenaar aankoopt. Eerst met twee prenten in 1964, twee in 1970. Tussen 1966 en 1970 worden de zendingen van De Luis tussen 1966 en 1970 aan het museum geschonken. Opmerkelijk is dat de prenten die de kunstenaar inlevert in het kader van de Beeldende Kunstenaarsregeling (BKR)11, waaraan hij tussen 1967 en 1972 deelneemt12, niet in bezit van het Centraal museum, maar bij de Kunstuitleen Utrecht terecht komen met Donker-prenten uit andere Gemeente-aankopen.13

De elf prenten, die in 1972 in het Centraal Museum aanwezig zijn, maken deel uit van de tentoonstelling van naoorlogse Nederlandse grafiek uit eigen bezit.14 Pas vanaf 1974 worden meer prenten van Donker verworven, grotendeels in aansluiting op de eerste monografische tentoonstelling van prenten en tekeningen van Charles Donker in het voorjaar van 1976. Bij de tentoonstelling verschijnt een bescheiden catalogus die een goed beeld geeft van Donkers werk tot die datum met veel proefdrukken en de nodige tekeningen en schetsboeken. Tot 1991 blijft het museum zijn nieuwe werk op de voet volgen door geregeld prenten aan te kopen, waardoor het museum een fraai en gevarieerd overzicht (98 prenten en drie vroege schetsboeken) van Donkers werk kan geven.15 Zowel de tentoonstelling als de aankopen zijn te danken aan het enthousiasme van Libuse Brozek-Dolezal, conservator van het museum tussen 1969 en haar onverwachte dood in maart 1991.16 Merkwaardig genoeg is de tentoonstelling in het Centraal Museum van zijn werk ter gelegenheid van de 70ste verjaardag van de kunstenaar in het najaar 2010 geen aanleiding om met prenten uit de laatste decennia het overzicht van zijn ontwikkeling verder aan te vullen.

Charles Donker
Twee boomvalken, 2007-2008
Utrecht, particuliere collectie Charles Donker
CD 08-4 III (3)

De Fondation Custodia in Parijs waar in het Institut Neérlandais het werk van Donker in 1973 met De Luis, in 1975 alleen en in 1979 samen met Frans Pannekoek wordt tentoongesteld, behoort ook tot de vroege kopers van zijn werk. De conservatrice en latere directeur van de Fondation Custodia, Marià van Berge koopt met regelmaat - het laatst in 2005 - prenten van de kunstenaar, ruim dertig in totaal uit alle perioden. De schenking van tien prenten die Filedt Kok daar als schenking in 2009 aan toevoegt, is de directe aanleiding voor de huidige catalogus van de prenten van Donker. In een later stadium van de voorbereidingen daarvan kan Ger Luijten, die in 2010 als directeur aantreedt, in 2012 een keuze maken uit de privé-collectie van de kunstenaar van meer dan 150 afdrukken, waaronder veel unieke proefdrukken, en voor de Fondation verwerven. In 2018/2019 werden daar nog een groep van ruim 25 prenten van Donkers latere werk vanaf 2010 aan toegevoegd en een royale keuze uit zijn tekeningen en aquarellen. Met de nog wat grotere verzameling in Amsterdam is de verzameling van Custodia daardoor de rijkste en meest representatieve van zijn werk. Ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van de kunstenaar organiseert de Fondation Custodia, in december-april 2021/2022 een overzichtstentoonstelling van zijn etsen, tekeningen en aquarellen, grotendeels uit eigen bezit met boek (Filedt Kok e.a. 2021).

Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam verwerft tussen 1989 en 1993 van de kunstenaar ruim 50 prenten, waaronder enkele zeldzame bladen. Reden daarvoor is de persoonlijke belangstelling van de toenmalige conservatoren prenten, achtereenvolgens Ger Luijten in 1989 en later Manfred Sellink in 1991 en 1993, waarna geen aankopen meer gedaan zijn.

Het Rembrandthuis in Amsterdam verbreedt omstreeks 2000 onder de directie van Ed de Heer en zijn conservator Bob van Boogert het tentoonstellingsbeleid door het tonen van hedendaagse, meest figuratief werkende, grafici en tekenaars. Bij deze monografische tentoonstellingen verschijnen fraaie, door de Hercules Segers-stichting, uitgegeven publicaties, waarbij het boek en de tentoonstelling over Charles Donker in de winter van 2002 en 2003, wordt samengesteld door Eddy de Jongh en Peter Schatborn.17 In het vervolg van de tentoonstelling wordt een keuze van circa 75 prenten, deels in het boek gereproduceerd, uit het bezit van de kunstenaar verworven. In 2012 wordt de collectie uitgebreid met een schenking van een tiental Donker-prenten door het echtpaar E. van der Vossen-Delbrück.

Het Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum in Amsterdam, thans beheerder van de grootste verzameling Donker-prenten, is in tijd de laatste die zijn werk begint te verzamelen, aansluitend bij het omstreeks 2000 ingezette beleid om op representatieve wijze grafiek en tekeningen van 20ste-eeuwse Nederlandse kunstenaars te verzamelen; dit beleid, tot 2010 onder leiding van Ger Luijten, leidt tot een explosieve groei van de verzamelingen op dit gebied. De basis voor de Donker-verzameling wordt gelegd in 2003 met de verwerving van ruim 390 prenten en 60 tekeningen, die door Joop Nieuwstraten (1925-2016, tussen 1970 en 1988, directeur van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie in Den Haag) tussen 1976 en 2001 van de kunstenaar waren verworven. Gedurende 25 jaar bezoekt Nieuwstraten de kunstenaar geregeld en ondersteunt hem door aankopen, waarbij hij een keuze maakt uit zijn recente en oudere werk. Op deze wijze brengt hij een uiterst rijke en representatieve verzameling, met veel proefdrukken van vroege staten, bijeen. Joop Nieuwstraten maakt onder gunstige condities de verwerving van deze verzameling in 2003 door het Rijksprentenkabinet mogelijk.18

Doordat Nieuwstraten op veel van de afdrukken notities maakt, onder meer van het moment van verwerving, vormt de collectie in vele opzichten een referentiekader bij uitstek. Dit geldt ook, zij het door de beperktere omvang, minder voor de verzameling van Marietje van Winter die in 2011 wordt overgebracht naar het Prentenkabinet. Van Winters verzameling omvat een veertigtal Donker-prenten die zij tussen 1970 en 2009 verwerft. Op de achterkant van de afdrukken is met potlood nauwgezet plaats, moment en prijs van de verwerving genoteerd.19

De derde bron vormt de Rijkscollectie die bestaat uit de tussen circa 1965 en 1975 door het de vroegere Rijksdienst Beeldende kunst verworven bladen, meest in het kader van de BKR (contraprestatie)-regeling. In 2010 worden deze bladen via het Instituut collectie Nederland (ICN) aan het Rijksprentenkabinet overgedragen, waardoor een dertigtal vroege bladen aan de collectie worden toegevoegd.

Naast deze prenten (en een enkele incidentele schenking), vindt een aanzienlijke uitbreiding van de verzameling in 2010 plaats, toen in het kader van het werk aan de catalogus bij de kunstenaar thuis een eerste ordening van zijn werk werd gemaakt. Ger Luijten en Jacqueline de Raad maken daaruit een keuze van 110 afdrukken. Daarbij worden, behalve zeldzame staten, proefdrukken ook een aantal prenten verworven, waarin aquatint op experimentele wijze is gebruikt, waarvoor bij Nieuwstraten weinig belangstelling bestond. Tenslotte wordt begin 2012 een kleine groep recente prenten verworven. Hoewel de verzameling van circa 600 afdrukken representatief is voor alle perioden binnen zijn oeuvre, is het werk uit de jaren 1970-2000 het rijkst vertegenwoordigd.

Internationaal is de grafiek van Charles Donker slechts in beperkte mate verzameld. Een uitzondering vormt het Museum of Fine Arts in Boston, waar een kleine verzameling van acht prenten door de conservator Cliff Ackley wordt verworven in 2009.20 In 2017-2018 werd het Metropolitan Museum in New York met een schenking van tien van zijn prenten door Ann and Byron Reimus, de grootste Amerikaanse openbare verzameling van Donkers prenten.21 Al in 1981 verwerft het prentenkabinet van het Statens Museum for Kunst in Kopenhagen drie prenten van Charles Donker.22 Al iets eerder komen twee prenten door een schenking van Carlos van Hasselt in het prentenkabinet van het Fitzwilliam Museum in Cambridge.23 Aan de kleine groep van vier Donker-prenten, die de invloed van de prenten van Hercules Segers laten zien, die in 2011 aan het British Museum werden geschonken, zijn inmiddels door schenking een tiental prenten toegevoegd.24

Jan Piet Filedt Kok


Notes

1 Zie het archief van de Luis bij het RKD. Een prijslijst van grafiek van leden en medewerkers in opgenomen in het Luizencahier van 1962, zie Koot e.a. 2008, p. 101.

2 Van de zendingen: in 1962: CD 62-8 en 9, in 1965: C 64-19, 1967: C 67-1, 1969: C 69-23, 1970: C 69-25 en 71-2) en in 1971: CD 67.5, 71-7 II en 8;  zie Koot e.a. 2008, pp. 71, 114,  130, 146, 152, 158, 188,189.

3 Zie voor de lijsten van de tentoonstellingen,  Koot e.a. 2008, pp.  204-06, en voor afbeeldingen van de uitnodigingen etc., pp. 40, 44-45.

4 Zie Versteeg 2002 en 2004, en Wikipedia > De Haagse Etsclub - Wikipedia, en verder Susan Adam e.a., Dirk van Gelder 1907-1990 – Tekenaar en veelzijdig graficus, Zwolle 2008, p. 40 ; Eddy de Jongh e.a., Simon Koene – een grafisch oeuvre, Varik en Amsterdam (Hercules Segers Stichting) 2015, pp. 19-30 en Simon Koene, ‘Charles Donker en de Haagse Etsclub,’ in De Heer 2020, pp. 10-13.

5 Zie Versteeg 2002, pp. 31-37, 202-05; exemplaren van het boekje zijn in Haagse Kunstmuseum (inv.nr.KMDH 1021225; aankoop van Dirk van Gelder 1973), Fondation Custodia, Parijs (inv. 2017.P. 35; schenking B.Marinus) en Rijksmuseum (promised gift 2021, J.P. Filedt Kok).

6 Bij deze map verscheen een kleine (inleidende) uitgave van Ad van der Blom, Buiten : de Haagse etsclub 1984 : Dirk van Gelder, Willem Minderman, Han van Hagen, Simon Koene, Fred Couprie, ’s Gravenhage (Haagse Etsclub) 1984.

7 Een volledige serie mappen van de Haagse Etsclub is aanwezig in in de Fondation Custodia (schenking van Bauke Marinus, 2017) en map 2, 5, 6 in het Kunstmuseum in Den Haag (schenking Haagse Etsclub 2002); map 2 (inv. KMDH 1005767-77), map 5 (inv. KMDH 1006001, 1005822-31) en map 6 (inv. KMDH 1005835-44).

8 Merkwaardig genoeg bleek dat in geval van de uitgave van 2002 door de Hercules Segers-stichting en van die 2020 door uitgeverij Lecturis, de opbrengt niet (deels) aan de kunstenaar ten goede kwam, maar gebruikt werd voor de productiekosten van betreffende boek.

9 De stichting Sans Souci, opgezet om Utrechtse kunstenaars te ondersteunen, kocht van de kunstenaar herhaaldelijk groepen afdrukken ven etsen van Donker aan om aan haar leden te schenken: in 2002 (CD 02-06), in 2010 ((CD 10-14). Ongewoon is de opdracht in 1985 van de familie Wiarda, die niet het afgesproken resultaat opleverde (CD 82-8/9).

10 Werk van Donker was in alle tentoonstellingen, behalve de laatste in 2002 opgenomen, bij alle Manifestaties verschenen boeken, waarin gewoonlijk een prent van Donker gereproduceerd is, zie Van der Blom e.a. 1984, Van der Blom e.a. 1986, Beks 1990, van der Beek 1992,  Klaster e.a. 1994, Raasen-Kruimel e.a. 1996, Welling e.a. 1998, Sizoo e.a. 2000 etc.  Dankzij Dobs en Ton van Dijk kon  in de catalogus gebruik worden gemaakt van de lijsten van tentoongestelde prenten. In 1984 zijn de prijzen voor de Donker-prenten 200 tot 325 gulden, in 1998, 475 en in 2000, 220 tot 260 euro.
In 1964 werden CD 62-10 en 25 van de kunstenaar aangekocht en in 1970, CD-67-25 en 69-4 bij Kunstzaal de Reiger in Utrecht; tussen 1966 en 1970 kwamen ook de zendingen van de  Luis in het Centraal Museum.

11 Zie over deze regeling: Fransje Kuyvenhoven, Een monument voor de BKR - De geschiedenis van een spraakmakende kunstenaarsregeling (1947-1987), Amersfoort (RCE) en Zwolle (Waanders uitgevers).

12 Een tiental prenten afkomstig uit de Gemeenteaankopen in het kader van de BKR tussen 1966 en 1972 maken thans nog deel uit van de Kunstuitleen. Een deel van de prenten dat destijds naar het Rijk is gegaan, is via de Rijksdienst Beeldende Kunst (het latere ICN) uiteindelijk in 2010 in het Rijksprentenkabinet in Amsterdam terecht gekomen, hetgeen bij de betreffende afdrukken in de catalogus wordt vermeld. Uit de aankoopboekjes van de BKR in Utrecht (die zich vanaf het jaar 1971 bevinden bij de Kunstuitleen) blijkt dat in februari 1971 van vier schillende Donker-prenten elk drie exemplaren van de kunstenaar zijn aangekocht; in juni 1971 van vier prenten elk vijf exemplaren zijn gekocht; hetzelfde aantal afdrukken wordt ook in november 1971 van drie prenten aangekocht en voor het laatst in januari 1972 van eveneens vier verschillende bladen.

13 Het betreft hier aankopen tussen 1964 en 1982 van Donker-prenten (en een grote tekening) door het Instituut Kunstvormige Vorming (IKV) en in de jaren negentig door het fonds Stimulering Beeldende kunst. De Kunstuitleen Utrecht, een afdeling van Bibliotheek Utrecht, heeft  in haar inventaris thans 32 werken van de kunstenaar, waaronder één tekening; niet al deze werken zijn vindbaar. Met veel dank voor alle informatie hierover aan Hagar Cappers en Miriam van Kampen.

14 Utrecht 1972; zie Brozek 1972,  pp. 33-34, cat.nrs. 75-85.

15 Voorafgaand aan de tentoonstelling in 1976 werden in 1974 vijf prenten, inv. 20370-76 gekocht, in 1976 na de tentoonstelling, enkele daar aanwezige schetsboeken (inv. 20298/99) en 7 etsen (inv. 20370/76) en in 1977, 25 prenten (inv. 20517a-20542); twaalf in 1981, inv. 22960-71; vier  in 1984, inv. 24622/25; elf in 1985, inv. 2883-93, aangekocht bij Galerie Kapelhuis, Amersfoort 1984; in 1985 twee bladen, inv. 25178/79 bij Galerie Petit in Amsterdam; in 1988 bij 150 jaar Centraal Museum, inv. 26404/05; tien in 1989 inv. 26521-30 en in 1991 vier met Rijkssubsidie, inv. 27135-38, bij Galerie Petit, Amsterdam; ter nagedachtenis van Libruse Broszek gaf de kunstenaar in 1991 een tekening in Chinese inkt van zijn hand aan het Centraal Museum.

16 Libuse Brozek-Bolezal (23 maart 1929-15 maart 1991), geboren in Praag en daar als kunsthistoricus opgeleid, kwam in 1968 naar Nederland, trad op 1 april 1969 om dienst van het Centraal Museum als conservator prenten en tekeningen en was vanaf 1973 verantwoordelijk voor de afdeling Moderne kunst; na haar dood werd tot 12 januari 1991, een tentoonstelling gehouden met de titel 22 jaar verzamelen door Libuse Brozek , een bespreking daarvan in het Utrechts Nieuwsblad van 17 december 1991, had als titel; Conservatrice ging zelden de mist in bij ontdekken jong talent – Libuse Brozek 22 jaar bij Centraal Museum. Met dank voor deze informatie aan Len van de Berg.

17 Vormgeving Tessa van der Waals en Suzan Beijer. Naast de (al tijdens de tentoonstelling uitverkochte) handelseditie van 1140 exemplaren verscheen een luxe editie in een cassette met een prent van de kunstenaar.

18 De prenten en tekeningen werden voor de bedragen die hij er in de loop van de jaren aan de kunstenaar voor betaald had uit de fondsen van het F.G. Waller-fonds verworven. De prenten werden geïnventariseerd als  inv. RP-P-2003- 636 t/m 835 en  RP-P-2004-934 t/m 1125; de tekeningen als RP-T-2003-104 t/m 131 (meest aquarellen in penseel en Chinese inkt) , diverse tekeningen RP-T-2004-5 t/m 12,  171-73 en een grote groep naaktstudies: RP-T-2004-13-19, 233-352. Uit de nalatenschap van Joop Nieuwstraten, die na zijn dood in 2016 met zijn boekerij in bezit van het RKD kwam, zijn nog een tiental prenten van Donker, meest proefdrukken en enkele unieke prenten (CD 77-1a, 3a, 28 en CD 80-11) opgedoken die hij rond 1980 moet hebben gekocht van de kunstenaar, werden door het RKD aan het Rijksmuseum overgedragen (inv. RP-P-2021-10/17).

19 Zie  P. J. Buijnsters, Geschiedenis van de Nederlandse bibliofilie, boek- en prentverzamelaars 1750-1010, Nijmegen 2010, pp. 417- 19; doordat de verzameling zo goed gedocumenteerd is, biedt zij een interessant beeld van de Nederlandse kunstmarkt, waar het moderne grafiek betreft, van de laatste vijftig jaar.

20 CD 69-15 (Boston, inv. 2009.5148; CD 73-7 (IVe, inv. 2009.5145); CD 82-10 (IIIe, inv. 2009.5144); CD 88-1 (IIe, inv. 2009.5146); CD 94-2 (VIIe, inv. 2009.5156); CD 98-9 (IIe, inv. 2009.5157); CD 02-8 (IIe, inv. 2009.5158). Op de website van het museum is geen daarvan afgebeeld.

21 Inv. MET, 2017.450.1-5, 2018: 905.1-4, 910: CD 67-4 , 69-8 II, 69-9 IV, 71-6 III, 71-23, 73-9 II, 73-17 III, 02-12 II, 06-7, CD 08-6 V. Alle afgebeeld op de website van het museum.

22 Het betreft CD 75-17, CD 77-9 en  CD 77-27; inv. 1981-41/43, die werden verworven op een tentoonstelling in het Institut Neérlandais in Parijs in 1979, met dank aan Mária van Berge en Claes Kofoed Christensen.

23 Website Museum

24 Zie Filedt Kok 2011; inv. P & D, 2011.7044.1-4; geïllustreerd op de website van het museum: CD 73-25, CD 77-14, CD 90-14 (IV) en CD 92-17 (II), dankzij een schenking P. Schatborn in 2013, zijn hier aan toegevoegd CD 71-34, CD 75-20, CD 77-3, CD 94-16, CD 00-3 (V) en door de schenking van J.P. Filedt Kok 2014: CD 71-6 (II), CD 73-19, CD 75-6, CD 75-15, CD 86-7, CD 94-12. 

Cookies disclaimer

While surfing the internet, your preferences are remembered by cookies. Cookies are small text files placed on a pc, tablet or cell phone each time you open a webpage. Cookies are used to improve your user experience by anonymously monitoring web visits. By browsing this website, you agree to the placement of cookies.
I agree